De beginstelling
Een schaakpartij begint altijd hetzelfde. Alle stukken hebben een vaste plek op het bord. Die vaste opstelling heet de beginstelling.
Hoe zet je de stukken goed op het bord?
Leg eerst het bord neer. Let goed op. Het veld linksonder moet altijd zwart zijn.
Begin met wit. Pak eerst de torens. Zet die op de hoeken van de eerste rij. Zet de paarden naast de torens. Zet dan de lopers naast de paarden.
Nu zijn er op deze rij nog twee velden vrij: een witte en een zwarte. Die zijn voor de koning en de dame.
De witte dame komt op het witte veld (wit op wit). De koning komt op het zwarte veld.
Zet nu de pionnen op de tweede rij, voor de andere stukken.
Zet de zwarte stukken net zo neer aan de overkant van het bord. Maar let op! Bij zwart staan de dame en de koning andersom. De zwarte dame komt op het zwarte veld in het midden (zwart op zwart). De koning op het witte veld ernaast.
Onthoud: de dame kiest altijd haar eigen kleur.
Wat moet je doen?
In dit spel staat een stuk naast het bord. Zet dit stuk op zijn plek in de beginstelling.